-
1 swish
adj. modieus, chic--------n. zwiepend geluid; geruis--------v. zwiepen; ruisen; zwiepen met; afranselen, met het rietje (de roe) gevenswish1[ swisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the swish of silk • het geruis van zijde————————swish2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 slang〉————————swish31 zoeven ⇒ suizen, ruisen2 zwiepen♦voorbeelden:swish past • voorbijzoevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 the swish of a cane
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский